naar de index

Hillegom, 5 April 1944 Regenachtig weer.

Woensdag.

L.S.

"Dan neem je de trein van half tien naar Alkmaar, daar stap je over op de trein naar Noord-Scharwoude en daar zullen ze je dan wel aan een passende betrekking helpen. Zorg ervoor dat je een giro envelop meeneemt met K.N. 28 erop en een wachtwoord "Heb je nog kolen nodig!" "Nu, Kees je houdt je kranig en tot ziens dan maar!" Aldus het zojuist voorgelezen repertoire van den Heer Jonkheer, Hoofd der Illegaliteit van Hillegom. Nu gaat het dus gebeuren. Ik DUIK.

Kwart over negen.

"Dag Pa tot ziens dan maar. Als het kan zal ik wel eens schrijven." "Ja hoor dat is goed, Wees vooral voorzichtig en zuinig op je geld." Dag Stien, Dag Gre! Even later tuft de trein weg en ligt Hillegom al weer achter me. Voor hoelang?

De treinreis verloopt vlot, de aansluiting is goed en even over half twaalf kom ik in Noord-Scharwoude aan waar ik aan een Heer de weg vraag. Het weer werkt niet erg mede, want als ik in mijn eentje naar Scharwoude wandel miezert het er lustig op los. Als ik bij hotel Den Burg aankom, staat er wat volk aan het buffet, zodat ik voor de securigheid alleen maar mijn giro envelop laat zien. Het is al voldoende want ik moet maar even gaan zitten, dan komt de kelner wel direct bij me. Zo onderweg hiernaar toe had ik al een aardige boekwinkel gezien en dacht bij mezelf, Wie weet, kom ik hier wel te staan. Doch al gauw wordt me die illusie ontnomen, want ik moet nog verder op, naar Obdam! "En dan is 't het beste dat je maar naar het station van de Waard loopt, daar neem je dat de trein naar Obdam, die om tien over 3 gaat, als je dan om 2 uur gaat lopen, dan kom je mooi op tijd aan."

 Alzo ziet het niet werkende gedeelte van Scharwoude, omstreeks het veertiende uur een mannetje open met een pakketdoos onder de arm, die van plan is om onder te duiken. Klokslag drie uur. Een enkele reis Obdam s.v.p.? "Mijnheer, dan zal U tot vijf uur moeten wachten" "En er werd mij verteld, dat de trein om tien over drie ging"

"Dan hebben ze U verkeerd ingelicht, want hij gaat tien voor drie!" "Mooi! En een busverbinding, is die er nog?" "Nee mijnheer, U zult moeten wachten of, gaan lopen en dat duurt drie uur." "Helaas" Ik vergeet mijn likoogen en mijn eksterdoorns maar en als een stevige jongen van Jan de Wit neem ik de kuierlatten op en tippel over Hensbroek naar Obdam ... en zoals het gestadige en monotone tikken van de klok, vallen de regendroppen op mijn ... Kop.

Maar nu niet denken, dat ik mopper hoor. Zo nu en dan vraag ik de weg en als ik eindelijk goed doornat ben bereik ik de plaats Obdam. De winkel die ik zie, De winkel die ik zie ... is geen boekenwinkel. O Heer die daar,,, Waar kom ik nu in 's Hemelsnaam terecht?

Even over het station was ik op de plaats waar zich een zekere Duin bevond. "Heb je nog kolen nodig?" "Oh ik zal je meteen even wegbrengen, loop alvast naar even die kant op. En nu stuurde die gast me verdikkeme juist de kant op waar ik net langs was gekomen. Enfin, We zullen wel zien. Nu kwam ik aan bij een zekere Henselma, Heel aardige lui, waar ik eerst maar eens moest gaan eten want ik zou wel honger hebben. Dat was wel het geval, doch dat stapeltje dat ze me voorzetten kon ik toch niet bergen.

Nadat we gepraat hadden, moest ik eens zeggen, waar ik vandaan kwam, en wat mijn beroep was. "Kantoorboekhandelbediende" heel netjes gezegd. "Nou, maar dan moet je hier niet zijn, want hier worden alleen maar jongens bij boeren en bouwers geplaatst. Hier zijn geen kantoren van dergelijke aard!" Zo dat is niet zo mooi! En daarna kreeg ik te horen, dat ze me wel konden plaatsen, doch alleen bij een boer. Ik had dus maar te kiezen. En ik koos ... "Als we je plaatsen, kan je er van verzekerd zijn dat je bij een goede boer komt. Daar op vertrouwend ben ik toen maar gebleven, hoewel ik het wel raar vond. Half acht stapten we op de fiets, naar een plaatsje ongeveer 10 of 12 km. van Obdam. Heremetijd, Tegen wind in, Langs een kale dijk, met een paar moede benen en een bui beneden het absolute nulpunt, stoven mijn begeleider en ik het plaatsje URSEM binnen. Na enig zoeken kwamen we bij een boerderij aan, waar we zeker moesten zijn. Mijn begeleider vroeg het een en ander doch het scheen zeker niet verwacht te zijn, want we moesten even verder op naar de boer toe, die niet thuis was. "v.d.Lee, geloof ik?" "Ja, dat ben ik." "Ik kom hier, met een onderduiker, U weet er wel van denk?" "Nee, daar weet ik, niets van. Ik heb er niet om gevraagd." "Zo dat is niet zo mooi" "Nu dan gaan we maar weer terug." "Ja dat is het beste, want ik weet er niets van hoor." Mensen lief, wat was ik blij dat ze me hier toch niet stopten. Ik geloof dat ik eens zo hard terugreed. Het leek wel of je aan het eind van de wereld was. Enfin, we zullen maar weer niet mopperen  want we gaan weer terug naar Obdam, dat lijkt tenminste nog wat. Mijn begeleider bracht me naar een Café vlak bij het station, daar moest ik dan maar overnachten. Ik ging zitten en even later kwam er een heel aardig juffertje aan om te vragen of ik nog wat wenste te gebruiken. Van verbouwereerdheid dat er hier nog zulke aardige meiskes rondhuppelen, bestelde ik in plaats van een kop koffie een glas bier, maar toen ze vroeg of ik direct naar bed wilde of niet zei ik: "Liever nu, als over een kwartier." Want ik was doodmoe.

Tien uur stond ik op mijn slaapkamer, vijf over tien lag ik onder de wol en nadat ze mij de volgende morgen twee keer getikt hadden werd ik om zeven uur wakker, omdat ik om half acht naar de plechtigheden wilde vanwege het feest van Witte Donderdag. Het verbaasde me nog dat er zoveel mensen in de kerk zaten, die ochtend.

De hele dag ben ik bij de familie Dekker geweest. Het was er werkelijk gezellig, vooral daar er drie van de aardige juffertjes waren, waar ik om de beurt mee in debat was, daar ze nogal praterig (zoals alle vrouwen) waren uitgevallen. Om een uur of zeven kwam mijn begeleider van de vorige avond mij weer halen, en wat kreeg ik te horen? "Nu we gaan weer naar dezelfde boer terug hoor!" "Ik dacht ik zal maar niets zeggen, maar ..! Mijn begeleider had erge haast, en het is wel niet netjes, maar ik niet.   

  

6 April 1944.

Hedenavond omstreeks het achtste uur, is door de illegalen afd. Obdam

Cornelis Hoogervorst, woonachtig te Hillegom, geplaatst als onderduiker bij de Familie Th. van der Lee. Walingsdijk a 35 URSEM. Zo zij het.

Ik nam afscheid van mijn begeleider en moest mij nieuwe pleegmoeder maar volgen naar de kamer, want we stonden in de koegang. Even later nadat ik me voorgesteld had, zat ik al achter een kopje koffie om op verhaal te komen. Ik keek zo de kamer eens rond, erg groot en vreemd en nogal donker. Ik had zo wel weer weg willen open! "Goeie avond" Daar is de boer en even later nog twee jongens. Jaap en Thijs. Na de kennismaking begint mijn nieuwe pleegvader zo eens het een en ander te vragen. "En nu zeg je maar gewoon Neel en Dorus en je doet maar net of je thuis bent PUNT. Makkelijker gezegd dan gedaan. Enfin we zullen wel zien. Ik liet zo wat foto's zien, zei wat mijn beroep was en dat de ondergrondse voor een passende werkkring zou zorgen Nu dat was wat hoor, daar werd om gelachen. Om een uur of 10 moest ik even mee om het hol te zien voor het geval dat er moffen of Landwacht zouden komen, daarna bidden en naar bed, en prakkiseren over het nieuwe, maar enfin, aanpassen zei Colijn. En maar gauw slapen.  Wel te rusten.

7 April 1944.                Goede Vrijdag.

Ik ben geroepen en moest eerst maar eens naar de plechtigheden gaan. Om een uur of half tien, nadat ik gegeten had begon dan mijn dagtaak. Van mijn pleegmoeder, een heel vriendelijke en goed mens die ik voortaan naar Tante Neel zal noemen (Neel past niet en mevr. klinkt ook niet) Kreeg ik een nieuwe overal. .. en even later stond Kees Hoogervorst, ex-bediende van de Firma van der KLUGT, Boekhandel te Hillegom, .. op de mest schuit.!!!

Wat ik dacht? .. Ik wilde niet denken. Ik gooide maar en wreef zo nu en dan eens flink mijn handen, want het was erg koud. Ziet den mens! Wit gezicht, blauwe overall, gele klompen, gewapend met een mestvork.

Om een uur of half een gingen we naar huis om te eten. Maar eerst als je onder anderen mensen staat, voel je pas wat je aan je omgeving hecht. Alles was even eenvoudig en gewoon. Geen tafelkleed, Pan voor aardappelen en voor groente. Een opschepper voor beiden. Ik weet het al niet meer wat ik allemaal dacht, maar de botersaus was lekker en daar ging het toch eigenlijk om. Mijn pleegvader, die ik maar Oome Dorus zal noemen, had het zeker zoín beetje in de gaten, want die zei al meteen: "Ja, Kees, met mes en vork eten we hier niet hoor!" "Oh, dat is niet erg hoor, als het maar lekker is, dat is het voornaamste." Na het eten gingen we weer aan de mest. Ik had ondertussen nu met de hele familie kennis gemaakt. We waren met zijn twaalven. De oudste zoon van Oome Dorus was ondergedoken in de Berkmeer, gemeente Obdam.

klik op de foto voor een vergrotingOp deze foto ziet U ze allen ook Jan. v.l.n.r. Jaap, Jeanne, Tante Neel, Jan, Oome Dorus, Thijs, Tonia, Piet, Arie, Nico en Pé,

Theo.

Deze foto is genomen op het weitje in April 1944

Om een uur of vijf gingen we om een "koppie stik" dat is 'n kopje koffie met een paar boterhammen. Mijn dagtaak was toen geëindigd en Jaap en Thijs gingen melken.

's avonds ben ik met de jongens naar de avondoefeningen geweest en zo was dan mijn eerste onderduikers dag ten einde. Ik had echter wel in de gaten dat als ik geen werkgoed had, mijn goede pak eraan ging, want ik had er niet op gerekend dat ik bij een boer zou komen. Daarop had ik besloten om morgen maar naar huis te gaan en dan 3de Paasdag weer terug te komen om geheel uitgerust mijn onderduikersloopbaan als boer te beginnen. Toen ik het tegen Oome Dorus zei, keek deze erg vreemd op, maar ik hield een beetje vol en op een End kreeg ik te horen: "Nu dan ga je maar, maar je mag wel uitkijken want met die treinen is het erg gevaarlijk." Toen ik eenmaal in bed lag kon ik wel zingen: O, wat ben ik heden blij enz."

8 April 1944.                Paas Zaterdag.

Als ik naar de plechtigheden geweest ben ga ik me klaar maken om naar Hillegom te vertrekken. Ik mag op de fiets van Oome Dorus naar Obdam, daar woont een broer die een fietsenzaak heeft en daar kan ik de fiets dan stallen.

Er werd vroeg gegeten, daar de trein om half 2 uit Obdam vertrok. In een uitgelaten stemming trok ik dan na twee dagen weer op huis aan. Ze zouden wel vreemd opkijken maar dat mag 'm niet hinderen. Als de moffen maar minderen. Ook in Obdam bij de Fam. Dekker keken ze vreemd op dat ik nu al weer naar huis wilde. Er zat nog een heer die juist aangekomen was en ook moest onderduiken. Het was 'n employee van een incassobank. Ik heb hem maar niet verteld hoe ik gevaren was, anders zou hem de moed wellicht in de schoenen zijn gezonken, want ik had wel in de gaten dat hij ook idee had in een "Passende betrekking." Op het station van Obdam kneep ik hem eigenlijk wel een beetje, want er zat verdorie zoín duvel van een S.S. man of zoiets. Hij had gelukkig niet veel praats en ik keek voor alle securigheid maar de andere kant op.

Heremensen wat is dat fijn als je weer op huis aan trekt. Het leek wel of ik al een maand van een huis af was. Rond zes uur liep ik weer op de Stationsweg. Wat keken ze thuis op dat ik er nu al weer was. Vooral Gerrit had er niet op begrepen, want die wilde zo gauw als ik eenmaal ondergebracht was mijn goed komen brengen. Ook de Pipa, die even later thuis kwam zette grote ogen op en dacht al dat het niets was geworden. Ik moest toen eerst de zaak uitleggen en vertelde dat ik bij een boer terecht was gekomen en nu natuurlijk goed moest hebben. "Oh dat is eigenlijk wel zo best hoor, Jan is ook bij een boer, waarom zou jij dan niet gaan. "Maar ik zat liever op kantoor hoor. Enfin het is niet anders. We zullen ons wel zien te redden.

Alzo bracht ik de Paasdagen weer in Hillegom door. Overdag bleef ik thuis en 's avonds als het donker was ging ik even naar Klugt en naar mijn vriend Frans. De nachten heb ik bij Frans Brouwer doorgebracht omdat ik natuurlijk niet in mijn eigen bed kon slapen.

11 April 1944.              3de Paasdag. Prachtig weer .

"Nu Maat tot kijk hoor en je schrijft naar gauw hoor, als je kan." "Frans, op een spoedig weerzien hoor. Tot kijk."

" En enige uren later zit ik alweer in de trein om naar mijn voorlopige verblijfplaats te gaan. Hoe lang zal het duren voordat ik weer naar Hillegom kan gaan??? Tot de Waard ging alles goed, doch daar op 't perron kwam er een kink in de kabel, want er stond een marechaussee op het perron zodat ik niet uit durfde te stappen en maar doorreed tot aan Noord Scharwoude. Ik ging maar weer naar Hotel Den Burg en kreeg daar een fiets en ben toen al peddelende op Ursem aangetrokken, waar ik om een uur of vijf aankwam. Ze hadden al gedacht dat ik niet meer terug zou komen Ik vertelde de situatie en zei dat ik morgen de fiets weer terug moest brengen, hetgeen goed was.

foto april1112 April 1944.

Na het broodeten ben ik op de fiets gestapt naar Scharwoude waar ik goed negen uur aankwam. Nu wilde het noodlot dat ik 'n verlopen spoorboekje  gebruikte zodat de verbinding met Obdam niet klopte. Het weer was mooi en ik besloot daarom maar weer te lopen. Langs allerhande binnenwegen kwam ik eindelijk om 12 uur bij de Familie Dekker. Daar werd ik onthaald op een boterhammetje met een paar eitjes, zodat ik weer full-speed verder kon gaan. Eerst naar de broer van den Heer van der Lee, om de fiets te halen en daarna naar Ursem. Bij de Familie Dekker moest ik beloven eens gauw terug te komen als het kon. Klokslag drie uur arriveerde ik weer in Ursem. Voorlopig zou hier dan mijn verblijfplaats zijn. Ik zette de fiets op stal, trok mijn overall aan en het feest kon beginnen.

 

13 April 1944.

En het begon ook. Want als we gegeten hebben trekken we op naar het weiland om te gaan slechten en te troggen. We gingen eerst bagger dat uit de sloot was gekomen van de winter, in de trog doen, dat met het paard dat Karel heette, wegrijden, overdek gooien en uitstrooien en daarna met een soort hooivork (Alleen zijn de tanden korter en dikker en staan ze dichter bij elkaar) de hard geworden prut fijn maken. Nu dat was me een werk. Ik stond met Oome Dorus de trog te laden, Piet reed hem weg en Jaap en Thuis waren aan het slechten. Het werk was wel interessant, alles was nieuw. Om een uur of zes was het werk gedaan en gingen we naar huis de koeien melken en voeren en de groep schoonmaken. Onder de groep te verstaan de W.C. van de koeien.

foto april1515 April 1944.              Zaterdag.

De hele week is het weer mooi geweest, doch vandaag laat het zonnetje ons in de steek, zodat we in plaats van naar het weiland naar het bouwland gaan Ik ben m.n. op een gemengd bedrijf terecht gekomen. Maar wat een pech toen we om twaalf uur naar huis gingen om te eten, dacht ik, zo dat zit er weer op, maar dat kwam in het hele verhaal niet voor. Na de middag togen we weer met nieuwe moed naar de bouw en zaaiden blauwmaanzaad. Ik moest wentelen. . (Met een zware stenen rol over het gezaaide om de grond weer dicht te maken) Het is wel een heel klein beetje anders als we het gewend waren, maar voor 'n passende betrekkingí moet je wat over hebben. Zo de eerste week zit er op. En zoals het een degelijke Zuid-Hollander betaamt heb ik me heel netjes gewassen en verschoond in .. de boet! (Dat is zoveel als een schuurtje.) 's Avonds hebben we wat gedamd, ik kon het evenwel niet tot een overwinning brengen, vooral mijn pleegvader is er goed in thuis.  

16 April 1944               Zondag No. 1 in ballingschap.

Daar wordt me in alle vroegte op mijn nuchtere maag verteld: íKees, nu moet je maar niet naar de Kerk gaan, want dat is veel te gevaarlijk." Zo, dat is niet zo mooi! Enfin er is niets aan te doen we zullen er maar in berusten en ik bid dan maar thuis in ieder geval ik ben gedispenseerd. 's Avonds krijgen we bezoek. Ik zit wat te lezen en voel dat ik bekeken wordt. "Zo Neel, is dat nou je nieuwe onderduiker? En heb je het nogal naar je zin me knecht?"  

18 April 1944.

Met Oome Dorus ben ik naar het weiland om te slechten. Als we goed en wel een poosje aan de gang zijn, staat Oome Dorus ineens met bijzondere aandacht naar de schapen te kijken.. laat er nu een klein lammetje uit een zo'n schaap zijn achterwerk hangen. Het jammere van het geval is echter dat het beestje dood is. We staan er even bij en Oome Dorus denkt dat er nog een lammetje in zit, stroopt zijn mouw op en gaat met zijn arm in het lichaam van het schaap. Even later hebben we een levend lammetje.

19 April 1944.

We zijn op de bouw aan het scrapen ofwel schoffelen. We gaan het veld klaar maken waar de bieten moeten komen. Om 'n uur of drie maak ik kennis met de oudste zoon van oome Dorus. Die is ondergedoken bij een Oom van hem en komt nu thuis om een kippenhok te maken. Er zit namelijk een kip te broeden op 15 eiers. Het gaat tegenwoordig toch wel een beetje eigenaardig, geld is geen hoofdfactor meer in de handel, want om die kip te huren moest de eigenaar een pond boter hebben, en de eitjes kosten maar vijf en zeventig cent.

22 April 1944.

Samen met Jan de timmerman hebben we gewerkt aan het kippenboetje. Nu zulk werk mag ik wel. Na de middag waren er een stuk of vijf kuikens uitgekomen hetgeen een aardig gezicht was. Een voordelige geschiedenis was het echter niet want er zijn er niet meer gekomen.

23 April 1944.

Je kan toch maar beter thuis zijn, want dan kan je tenminste eens op zijn tijd opspelen. Zo ook hier. Jan mocht evenals ik ook niet naar de kerk, maar kwam daar tegen op en wist het zover te brengen dat we nu morgen alleen even te Communie mogen. We gaan er dus weer wat op vooruit. De Pastoor van Ursem zorgt ook nog een beetje voor de onderduikers zo was een van Zijn bepalingen. – De onderduikers mogen niet naar de vastgestelde diensten - We hebben vanavond wat vroeger dan gewoonlijk brood gegeten omdat we Arie Borst uit de Berkmeer met het Tonneautje naar huis gaan brengen. Dat was wat, daar hadden ze allemaal zin in. De boeren hebben hier allemaal zoín wagentje en gaan daar mee naar de kerk en hier en daar naar toe. Dat ritje viel erg in de smaak. Ik heb kennis gemaakt met de Familie van Tante Neel. Nu, ik weet wel dat in zoín groot gezin er niet veel gasten bij moeten komen want het huis was vol. Het was er een leven als een oordeel en overal zag je van die kleine jongens. We hebben echter heel gezellig zitten bomen over het nieuwe leven en toen ik zei dat ik beslist boer wilde worden, was de boot aan.

24 April 1944.

In de regen hebben we de laatste werkzaamheden aan de kippenboet gelegd. Het zit er nu aardig uit vooral daar Oome Dorus er nog tien kuikens uit een broedmachine bijgekocht heeft.

25 April 1944.

Zo dat is af. Het was prachtig weer, ik had het alleen niet nodig, want ik moest de kippenboet teren. Ik had al gauw 'n paar spetters in mijn gezicht en als dan het zonnetje op mijn wang scheen, dan voelde je het wel. Enfin, je moet wat over hebben voor het goede doel. Ik heb een brief geschreven nar Frans en naar Stien. Eerst wilde Oome Dorus het niet hebben, maar het mocht dan wel als ik de brief aan Henk Ursem zou geven. Henk Ursem, De man van de OG beweging in Ursem, speciaal voor de onderduikers te plaatsen, zou de brieven posten, doch ze eerst nalezen of er soms geen dingen in stonden die niet door de beugel konden. Daar had ik natuurlijk geheel gen zin in. Ik was toch verdorie wel capabel genoeg om een brief te schrijven. Enfin, ik  zou wel zien. Ik had ze geschreven en zou ze even posten. Ik had echter Henk Ursem zijn woonplaats nog niet gezien en was toen aan het verkeerde adres gekomen. Ik belde aan. Open. "is Henk thuis?" "Henk??? Dan moet je hier niet zijn. Daar is een Henk, en het oude vrouwtje wees naar ene kapper." Ik denk bij mezelf: Tob er niet te lang over vent en werp de brieven in de bus. En alzo had ik mijn onderduikersziel voor de eerste maal bezoedeld met de briefzonde! Of het een groot kwaad geweest is heb ik maar niet gevraagd, het zou echter wel toevallig zijn als ze juist die brieven van mij eruit zouden pikken. Ik had in de brieven een adres opgegeven waar ze naar toe moesten schrijven, dan zouden daar de brieven wel gehaald worden en aan mij doorgegeven worden. Voor het gemak had ik echter mijn eigen adres opgegeven. Zodoende weten ze thuis niet waar ik ben. En alleen Frans Brouwer mijn vriend en Stien weten mijn schrijfadres. Gisteren had ik de eerste brieven ontvangen en wel van Stien en Frans. Laat Stien nu schrijven dat ze van plan is om te komen om de bonnenkaart te brengen, is die nu even mooi. Oome Dorus had het er in 't geheel niet op begrepen dat die dames zouden komen, doch Tante Neel vond dat het wel kon. En nu had ik het zo uitgekiend dat ze naar Obdam zouden gaan en een dagje bij de Familie Dekker zouden komen. Na de middag kwam Tante Neel dan bij Oome Thijs en wij ook. Aldus werd afgesproken.

26 April 1944.

Ik werd er vandaag opuit gestuurd om de wijde sleep te halen bij Kees Pauw. Het was echter een koude klus voor vandaag. De uitgestrooide mest van het klapstuk moest fijn gemaakt worden.

27 April 1944.              Dag van vreugde.

            Was ik nu zo blij omdat ik mijn zusters zou zien? Nee hoor, ik houd wel een beetje van mijn zussen maar zoveel toch nog niet. Ik ben 's morgens eerst naar de kerk geweest, heb gegeten en ben daarna op de fiets gestapt naar Obdam waar ik om half twaalf aankwam. Het was alleen zo vervelend dat ze er nog niets vanaf wisten en dat ik zo maar kwam aanzeilen. Toen ik dan ook aankwam en zei dat ik drie zusters verwachtte keken ze wel wat vreemd op, maar ik kon gelukkig terecht en dat was voor het ogenblik het voornaamste. Om half een reed de trein het perron op en ja hoor, daar zag ik het vrouwelijk gedeelte van mijn familie. Stien, Gre en Riek. Nadat ik ze eerst bij de familie Dekker had voorgesteld en ze klaar waren met eten, kwam het nieuws los. Het voornaamste was wel dat mijn broer Jan uit de Fabriek te Bremen was en nu weer bij een boer zat. Den Heer van der Klugt, mijn patroon uit den boekhandel had een brief geschreven evenals mijn vriend en Tante Cor. Nadat we een poosje gepraat hadden gingen we een eindje wandelen in Obdam en heb ik ze de kerktoren van Ursem laten zien. Daarna zijn we opgestapt naar Oome Thijs. Juist toen we daar aankwamen stapte Tante Neel van haar fiets af zodat we precies gelijk waren. Bij een echt kopje thee en een heerlijk koekje werd een en ander besproken. Ik had geschreven of de dames mijn stamkaart mee zouden nemen omdat de OG man erom gevraagd had. Maar ze hadden het niet gedaan omdat de persoon die mij had weggeholpen, gezegd had: "Als je maar zorgt dat de bonnen er komen dan is het goed." Mijn Vader was n.m. zelfverzorger van Melk, vlees en aardappelen. Zoals het altijd gaat met zulke dingen was de dag omgevlogen voor we het wisten en om kwart voor zes ging de trein weer. De dames namen afscheid van Oome Thijs, Tante Grietje en de Familie Dekker en gingen weer op Hillegom aan. Ik mocht alweer niet mopperen, want ik ad geldelijke steun ontvangen. Maar als je nu een fooitje krijgt en daarbij een paar brieven, waarvan er één een rekening bevat, die eens zo hoog is dan wordt je er toch niet veel wijzer van. Maar enfin we zullen maar niet mopperen. 's Avonds kreeg ik bezoek van Henk van Ursem en deze vroeg mij of ik nu mijn stamkaart bij me had. Toen ik zei dat deze nog op Hillegom was, kreeg ik wat te horen. Het eind van het liedje was, dat den Heer Jonkheer van Hillegom een prutser was en dat de ondergrondse het hier wel wist. Enfin, je ka als leek daar natuurlijk niet veel op zeggen. Wie moet je nu gelijk geven. Het beste is dat ik er nog maar eens over praat.

29 April 1944. 

Zaterdag, dag van boenen en schrobben en dergelijke schonigheden. We hebben 's avonds wat gedamd en wat geschaakt en als we net naar bed willen gaan, stopt er juist een auto voor het huis. Laten het nu moffen zijn. Wij als de bliksem uit de binnenkamer. Het hol ging open, zodat we er zo in konden. Heremensen, je knijpt ím even hoor. Maar het geluk was met ons, want even later stapten die groene duivels weer in hun gestolen wagen en hup daar gingen ze weer. Wij weer in bed. En sliepen de slaap des Vredes.

30 April 1944.              Zondag.

Wat leven we toch in een moderne tijd. Met Jan samen ben ik naar de Kerk geweest om 7 uur. Te Communie. We zaten zo een kwartiertje in de Kerk toen er een auto stil hield. Ik hield mijn hart vast. Wat hangt er boven je hoofd. Het was gelukkig weer een voorbijgaand gevaar. Uit de kerk eten, wat lezen en wat dammen met Oome Dorus. Ik kan hem echter nog niet verslaan.

Vervolg.... mei 1944