index

3 Juni 1944

Het is alweer Zaterdag en geen mooi weer zodat we maar wat moeten gaan schrapen in de tarwe. Ik ben met Thijs in de weer en als we goed en wel op dreef zijn raken we in zoín fel dispuut gewikkeld dat we op het laatst aan het wedden raken. Weet je het nog Thijs en ik heb geloof ik wel dat pakje cigaretten gewonnen? Er waren nog een paar zaken aan de orde, ik zal ze echter maar niet neerschrijven, want het was ..... ! Het zal wel gekomen zijn omdat we gisteravond de bakker op visite hebben gekregen. Deze kon zo goed Monopoly en wilde eens een avondje komen. Nu dat was goed. We waren juist op het voorstik aan het voetballen toen hij eraan kwam. Wij mee en met zijn vieren Jeanne, Thijs en de bakker (O. Der) en ik. In den beginne ging alles aardig, maar het mannetje had zich zeker voorgenomen om te winnen en wist niet dat ik ook met het spel op de hoogte was. Op een end werd het zo erg dat als er een kaartje kans moest worden afgelezen en er stond op: Betaal f 200,-- meneer in koele bloede aflas: Ontvang f 200,--. Mijnheer rekende echter buiten de waard, want ik had hem heel gauw in de gaten. Het end van het liedje was –het is inmiddels elf uur geworden- dat ineens het licht uitging en wij holden de bolder de kamer invlogen omdat er vlak voor het huis een auto stopte. De schrik zat er zo in, dat de bakker al zowat in de slaapkamer zat. Enfin het liep gelukkig weer goed af maar het spel werd voor de securigheid maar niet afgemaakt.

4 Juni 1944                 Zondag.

Er heerst weer een alarm toestand, zodat ik weer vrijaf heb van kerkbezoek. De dag wordt maar weer wat rondgebracht met lezen, schrijven, dammen, schaken en Monopoly. Anders valt er toch niet veel te beleven. 's Avonds komen Tante Ma en Oome Klaas te visite en Tante Ma weet te vertellen dat de Engelsen nog maar 10 km. van Rome zitten. We beginnen er dus aan te winnen. "Ik heb al steeds maar op gewacht op je, Kees, en je komme maar niet?" Nu, dat is ook wat. Ja, het gaat hier veel gemoedelijker. Ik wachtte steeds maar op een uitnodiging om eens op de koffie te komen, maar dat is er hier niet bij. Als je zin hebt om te komen dan ga je. Nu, Tante Ma, dan ziet U me wel vandaag of morgen.

6 JUNI 1944                I N V A S I E

Het keerpunt in den oorlog. Nog eventjes en we gaan naar HUIS.

We zijn nog niet goed en wel wakker of we horen het grote nieuws van vandaag: -Invasie in Frankrijk-. Onze bevrijders zijn in aantocht. Met 11.000 vliegtuigen is de operatie begonnen en met 4000 schepen. Het belooft dus wat te worden. Het leeft weer van de geruchten, de een weet dit, den ander dat.

We moeten op het land koolplanten zetten. En als we met de middag thuis komen, krijgen we te horen dat alle mannen van 16 tot en met 60 jaar zoveel mogelijk van de weg af moeten blijven daar ze anders groot risico lopen opgepikt te worden om te werken voor de weermacht der moffen. Oome Dorus oordeelde het daarom beter dat we nu maar naar het boetje gingen om te slapen. Als we klaar zijn met werk moet ik een strozak maken, Tante Neel zorgt voor brood, kaas en boter en koffie en even later gaan Jaap en ik op ons isolement aan. We hebben nog wat leeswerk en het schaakbord meegenomen zodat we ons niet behoeven te vervelen. En nadat het klokje half tien getikt had kleden we ons uit, spreidden onze strozak en dekens, baden ons avondgebed en weinige minuten nadien sliepen er in het varkensboetje van den Heer Th. van der Lee, op het bouwland aan de Dobber, kadastraal bekend onder no. 54637 lsm, twee jongemannen, die het wisse voor het ongewisse namen en nu droomden van een luxe slaapkamer met een geriefelijke lits-jumeaux en misschien droomden ze nog wel meer.

En in de vroege morgenstond van de nieuwe dag 7 Juni 1944 werd ik wakker, strekte mijn ledematen eens uit en begon mijn maat eens wakker te trommelen. "Ha Jaap, wordt eens even wakker! Het is al acht uur." We hadden ons door de heerlijke dromen natuurlijk helemaal verslapen Enfin, de volgende keer beter. Gauw aangekleed, een beetje gewassen, morgengebed gebede, gegeten en hupsa, aan het werk. Eerst de laatste tarwe geschraapt, wat koolplanten zetten en dan naar het boetje want het weer is zo slecht dat je er niet in kan blijven. En terwijl de regen de kieren en openingen van ons boetje opzocht waren wij in een geweldige schaakmatch verdiept. Daar het weer echter niet beter werd en het er ook niet naar uitzag dat het beter zou worden zijn we in het bootje gestapt en naar huis geroeid. Daar zat de hele fam. + Oome Dirk en + Oome Klaas de invasie te bespreken.

Acht uur. "Jongens het wordt tijd voor jullie hoor. De polder in." En in een stromend regentje trekken we maar weer op ons boetje aan. Het lijkt wel een stille pantomime. En als er nog eens wat gezegd wordt dan is het een geketter op het weer en een vermaledijding van dat varkensboetje. Maar wij houden de moed erin en denken maar aan de apostel Paulus: "Wij zijn de geringste der apostelen want er is voor ons geen plaats in den herberg en ze stopten ons in een boetje dat eens tot beestenstal had gediend." Brr. koud en huiverig kwamen we aan ons boetje en kropen er maar gauw onder.

10 Juni 1944.

En slapen dat we kunnen. Meer dan erg. De klok heft de ronde gedaan, want klokslag negen uur werden we wakker. Gelukkig waren we eigen baas, want na de middag zou Thijs pas komen om te helpen met bieten dunnen. Het wordt laat vanavond mannen. Maar dat mag 'm niet hinderen. We hebben Piet ook als hulp gekregen en die weet soms van die leuke verhalen dat de stemming er wel in blijft en dat is ook de bedoeling. Als we thuis komen is er visite. Mej. Ina Suzenaar komt ons weer een uurtje gezelschap houden en op dames visite zijn we erg gesteld. Ja Jaap, zeg nu maar niet dat je er niets om geeft, ik weet dat wel beter. Ik wilde me nog even laten knippen bij de kapper, maar die houdt er ook al van die rare idee"n op na, want hij deed het verdorie niet. Enfin, dan kan ik er ook niets aan doen dat ik er niet netjes bijloop. De wil is goed, maar de kapper is zwak En als ik me een beetje gewassen en verschoond heb –dat is een ceremonie waar nog trouw elke zaterdag de hand aan gehouden wordt- ga ik naar Tante Ma op de koffie. Maar het is typisch, je kan die vrouwen maar niet aan heur verstand brengen dat de mannen het zo druk hebben. We hebben heel gezellig zoín paar uurtjes zitten praten en de nodige fotoís zitten bekijken. Half elf kwam Jaap me halen omdat we weer naar het boetje moesten. We stonden net bij het boetje toen de klok elf uur sloeg. Het was fijn weer en lichte maan zodat we in 't geheel geen behoefte hadden om onder de wol te gaan. Nu bleek dat Jaap zijn horloge niet had meegenomen. We zaten dus zonder tijd. Enfin, we zouden wel wakker worden.

11 Juni 1944.              Zondag

Tien minuten over tien komt Theo met een noodgang het land ingehold om ons te roepen. We waren al eens een keer wakker geworden maar dachten dat het nog te vroeg was om er uit te stappen en draaiden ons dus nog maar eens een keertje om. "Zou Piet Boots de melkrijder al voorbij zijn?" vroeg Jaap. "Nu ik geloof het niet, je ziet nog niets op de dijk." Nog maar een keertje omgedraaid, totdat we er maar eens uit zouden gaan. Net waren we aangekleed toen Theo bij ons aankwam. In een minimum van tijd waren we thuis. Jaap had nog nooit zo hard gelopen, want die moest nog naar de kerk. Ik hoefde me niet zo te haasten want ik mocht toch niet. Ik trof juist Jaap Tuinman nog, die kwam ook net uit de polder. Die is ondergedoken bij buurman Freker aan de overkant. Ik ben me eerst eens een beetje gaan opknappen en heb wat brieven geschreven.

13 Juni 1944.

We gaan maar weer eens aan een verse week beginnen. Het weer is echter van de pen, zodat we maar weer op huis aan trekken. Oome Dorus is naar de markt geweest en komt thuis met het bericht dat er in Purmerend 40 onderduikers zijn opgepikt. Dus is natuurlijk het commentaar: "Jullie mogen wel uitkijken en niet teveel bij huis blijven, want het is niet te vertrouwen." Als we na de middag aan een koppie zitten schrikken we ons ineens een puist. Daar komen verdorie vijf moffen het erf op gerend. We zaten op het staltje, vlogen de kamer in, de binnenkamer door, door het luik, de trap op naar de zolder en het hol in. Heremensen, wat schrik je daar toch van. Maar we zijn al weer gauw op verhaal gekomen en konden al weer vlug naar beneden want de moffen kwamen paarden vorderen en Karel het paard stond natuurlijk ver het land in.

14 Juni 1944.              Aanvang van de Hooitijd.

Jaap en ik gaan maaien op het voorstuk van Kees Borst over de Gouw. We hebben twee paarden voor de machine. Karel en Dauphine van Buur Pauw. Jaap maait en ik moet swat afhalen: zorgen dat de baan vrij is voor de maaimachine. Het vlot echter niet zo erg, want om de haverklap staat het span stil. Jaap natuurlijk ketteren en ik kan er niets aan doen, maar moet er smakelijk om lachen hetgeen de gemoedstoestand van Jaap natuurlijk verhoogd. Eerst worden de paardjes naar de duvel gewenst en een ogenblik later hoor je weer: "vooruit maar Poppies".

klik op de foto voor een vergotingDeze foto is genomen op het klampstuk door Jaap. Oome Dorus op de maaimachine, Pé ernaast en ik met de hark erachter.

15 Juni 1944.

We gaan weer naar het maaiveld. Maar het is weer precies hetzelfde liedje als gisteren. Dan staat Karel weer stil en als die weer de ren aanneemt houdt Dauphine van Pauw er weer mee op. En zo gaat dat de hele dag, totdat Oome Dorus zegt: "We moesten er naar uitscheiden, want het gaat zo niet langer." Mooi werk. Ik dacht: dat zit er alweer op voor vandaag, maar ho maar. Een uurtje later zijn we aan het half morgen begonnen en als het werkelijk gedaan is, slaat de klok half tien.

17 Juni 1944.

"He luilakken, worden je lui nog wakker of hoe zit het ?" Thijs komt ons roepen want we moeten vandaag het Burgerwoudje van Oome Klaas maaien. Het weer ziet er echter niet aanlokkelijk uit, de ene bui na de andere drijft over. We hebben de machines over gezet en even later de paarden. Als we juist aan de gang zijn begint het te regenen. Nu we gaan maar door, want we zijn er toch, maar als we na heel wat ketteren en tekeer gaan op de paarden en weer drijfnat zijn gaan we naar huis. De enige vergoeding is dat we twee eendeneieren gevonden hebben. Die heeft Tante Neel lekker gebakken en we moesten ze na het eten even consumeren. Oome Dorus vindt dat ik het toch maar goed getroffen heb met mijn passende betrekking. Ik zal mijn lot maar geduldig dragen. We ebben in ieder geval alvast een vrije middag.

18 Juni 1944.              Zondag.

De toestand is weer een beetje normaal en we mogen weer thuis slapen. Wel moeten de gordijnen dicht zodat het nogal benauwd is maar dat mag 'm niet hinderen. We hoeven alvast niet naar dat vervloekte boetje. En dat is ook wat waard. Eerst scheen me dat wel aardig toe, maar toen ik er eenmaal een paar dagen gebivakkeerd had, was de animo er gauw vanaf. Het ongeluk wil dat we er nu aan vast zitten, want zodra er alarm komt moeten we de polder in. Af.

Ik ben om zeven uur te Communie geweest en heb thuis weer een paar brieven geschreven, zodat ik weer wat voeling met Hillegom heb.

19 Juni 1944.

Vandaag moesten we weer gaan maaien. Eerst met Dauphine van Kees Pauw. Dat gaat nu veel beter, maar nu mogen we 'm maar tot de middag gebruiken omdat hij 'm zelf nodig heeft. Na de middag hebben we Antje de Ket van de Piet de Graaf gehaald. Nu, dat was huilen met de lamp op. Elk ogenblik stond dat stomme dier stil, zodat het geketter weer niet van de lucht was. Gelukkig kwam de redding, want Oome Dorus vond dat ik Beppie, het paard van Siemen Veldboer maar moest gaan halen. Deze had er eerst ook niet veel zin in, maar beterde zijn leven en we konden tenminste wat opschieten. Met de middag had Beppie weer een kuur, maar Oome Klaas die juist voorbij kwam met zijn bootje ging er met de hark achter en zei: "Geeft hem maar op zijn dunder." En dat heb ik natuurlijk goed onthouden.

21 Juni 1944.

klik op de foto voor een vergotingVandaag hebben we feest. Mijn pleegvader Oome Dorus wordt heden 49 jaar hetwelks feit met de nodige plechtigheid moet worden herdacht. Mag ik U mijn pleegvader even voorstellen.

In alle vroegte heb ik hem mijn gelukwensen aangeboden en gezegd: "Van harte gefeliciteerd met Uw verjaardag maar ik hoop dat ik er het volgende jaar niet meer bij ben anders is het niet best." "Nu maar als ik 50 jaar ben kom je toch zeker ook wel."

's Avonds hadden we een heerlijke koffietafel die van een vooroorlogse samenstelling was. Tante Neel had gezorgd voor een fijne borrel en heerlijke koek. Al met al 't was een leuke dag. Het dient eigenlijk gezegd te worden maar het dagboek kreeg in alle feestvreugde ook nog een veeg uit de pan, evenzo de " Passende Betrekking."

22 Juni 1944.

Als we 's morgens met zijn allen naar het land gaan, is de eerste vraag: "En Kees, hoe hebt je het gevonden?" Nu kon ik natuurlijk niet anders zeggen dan dat het erg leuk geweest is. Je hebt natuurlijk wel altijd het idÈe dat je er niet bij hoort, maar daar moet je je een beetje doorheenzetten. En Jaap, inden vervolge geen veeg uit de pan hoor, want wie kaatst moet de bal verwachten. Vandaag is het hooi gekeerd. En op een uur of zeven zijn we met de praam de maaimachine van de vrouw-Ven van Piet de Graaf gehaald.

23 Juni 1944.

De Hogewerven van Oome Klaas moeten er vandaag aan geloven. Eerst heb ik swat afgeharkt en later kwam Oome Klaas zodat ik met Oome Dorus en Thijs meekon om het half morgen op te zoeken en naar huis te varen. Ik moest ook nog even harken met de ket van de Graaf voor de hark. Het scheelde nog maar een haar of ik had zowat in het slootje gezeten. Jan van Oome Dirk kwam na het melken ook nog helpen, zodoende waren we net om tien uur binnen, met een praam (4 ton) en een boeier (3 ton) hooi. Het was alleen jammer dat het zo lang duurde voor Jan van Oome Dirk want die was vandaag juist jarig.

24 Juni 1944.

We hebben eerst de praam en de boeier gelost en de berg ingejaagd. Het ging nogal makkelijk want Karel die trok wel. Ik moest het hooi van de praam afgooien, Oome Dorus deed het op de –ling-, dat is een touw in de vorm van een u. Dan wordt er een lijn doorgehaald met een haak eraan. Het paard trekt en hupsa daar gaat weer een vracht. Venendaal kwam ook nog een kijkje nemen. (De politie die me op Hemelvaartsdag aanhield) Hij constateerde dat ik nog geen echte boer was. Met de middag hebben we de boten leeg. We gaan eten en dan weer het land in. Hooi opzoeken en aan de wal zetten. Zodoende is het al weer een late geschiedenis geworden, want om half twaalf stond ik me op de boenplaats te wassen. Nu dat rooit er nog eens op. Thijs. Vandaag hebben we kennis gemaakt met de nieuwe onderduiker van Oome Dirk. Een bakkersjongen uit Heiloo, genaamd Piet Oostermeyer.

25 Juni 1944.              Zondag  Prachtig weer.

Vandaag wordt Piet plechtig aangenomen. We hebben dus weer feest vandaag. Er is echter geen goed bericht binnen gekomen want uit de kerk hoorden we dat de Landwacht vannacht op Ursem was geweest. Die duivels hebben bij Ruiter de man en de zoon medegenomen en bij Jonker de man omdat daar Joden in huis waren. Zodoende was de stemming iets minder, want ieder had het er natuurlijk over. In Noorddijk hadden ze de onderduikers van Klaas van Diepen en Koelemij opgepakt. 's Avonds hadden we weer een fijne koffietafel.

26 Juni 1944.

 klik op de foto voor een vergotingVandaag gaan we het hooi een flinke klap verkopen. Het voorstuk van Kees Borst en het stuk aan den Dobber. Oome Dorus ging het eerst schudden met de schudder, daarna mocht ik harken en gingen we hopen zetten aan de kant van de sloot zodat ze makkelijk te laden waren in de praam.

Tegen een uur of twaalf begon het wat donker te worden, doch het bleef bij wat spetteren. Even later kwam Jeanne met de snert, want we bleven in het land eten om niet teveel tijd te verliezen. Nu daar moest natuurlijk een foto genomen worden. Piet zou het doen zodat deze er niet op staat.

klik op de foto voor een vergotingNa het eten was het weer hooi voor en hooi na, maar eer het avond was stonden er heel wat hopen aan de kant. Piet Oostermeier en Jan van Oome Dirk waren ook komen helpen. Toen we naar huis zouden gaan moesten wij eerst even wachten omdat er eerst eens gekeken moest worden of het veilig was.

Zo van een uur of zes had er een man het land in staan kijken, hetgeen op Oome Dorus  en ons natuurlijk een rare indruk maakte. De bewuste man liep maar van de lantaarnpaal bij Piet de Graaf tot aan de boet van Pauw. Het end van het liedje was: "Jullie moesten maar in het boetje blijven!" En daar gingen we maar weer met ons geode gedrag. En maar foeteren jongens.

27 Juni 1944.

Op naar het Burgerwoudje van Oome Klaas. We gaan het hooi op wieringen zetten. Oome Klaas heeft de koffiepot mee, wie doet je wat. We hebben drie wieringen gezet, een "koppie" gedaan en ... overheerlijk in het boetje geslapen, daar het om tien uur al regende. We zouden dan maar in het boetje wachten tot het weer droog was. En maar maffen jongens, Oome Dorus (ja, zegt u nu maar niet nee want het staat er en er valt niets meer tegenin te brengen) Jaap, Thijs en ik. Half een! We gaan maar eerst eens eten. Nauwelijks zijn we op de dijk of daar komt een mof naast zijn motorfiets lopend onze kant uit. Ik als de duvel achter Jonker zijn druivenkas en warenhuis op Oome Dirk zijn erf. Even wachten en daar heb je de poppen alweer aan het dansen. Moffen op de buurt.

De Buurt is het Centrum van de gemeente Ursem. Er zijn enige winkels, twee cafÈís en er gaan vandaar uit wegen naar De Schermer, naar Alkmaar en naar Rustenburg. Vlak vooraan is de kapperij waar ik mijn haar bracht en op de achtergrond staat de St. Bavo kerk.

En dan denk je eens lekker te gaan eten na al de vermoeienissen van de morgen en nu moeten we direct weerom. "Naar het boetje hoor, je lui krijgen wel brood mee." En een half uur later zitten we ons brood naar binnen te werken. We hebben gezelschap gekregen en wel van de onderduiker van Oome Dirk. Piet Oostermeyer moest natuurlijk ook maken dat hij wegkwam en ging daarom maar met mij mee. Zodoende zaten we met zijn vieren (Thijs – Jaap – Kees en Piet) in het boetje, en loerden naar het eindloos verschiet of er in de verte nog geen redding kwam dagen, want de verveling begon aan hun humeur te knagen. Naar er komt uitkomst. Piet Oostermeyer, ook wel bekend onder de naam – Robby – zat een verhaal te verhalen waar in voorkwam dat onze Piet oftewel Robby wel eens een vrolijke dronk had gehad. Een ding was jammer, hij had meer last van gevaarlijke dronk en dan moet je voor me uitkijken want dan ben ik gevaarlijk. Ik was nog eens dronken en toen riep ik tegen een agent ... aldus zijn verhaal in het boetje.

Om een uur of drie kwam Oome Dorus het land in, de moffen waren alweer verder getrokken. Ze komen alleen maar om de O.D.íers zo nu en dan eens wat bang te maken. Het noodlot wil echter dat we nu weer elke avond naar het boetje moeten gaan slapen. Enfin, het is niet anders, we zollen uns kruuske moar gedeldig droagen.

29 juni 1944.                Zeer mooi weer

Hooien, hooien en nog eens hooien. We gaan een klamp zetten. Alle hens aan dek voor de promenade. Negen uur varen we af. Jaap – Thijs – Piet – Oome Dorus en ik. Piet gaat hopen slepen met de ket van de Graaf, Jaap staat op de klamp. Oome Dorus geeft op, Thijs en ik harken. Alles is in de weer. Er vliegt een stroom vliegtuigen over. Een gaat er terug. Opeens komen er witte pluimen achter dat vliegtuig. Parachutisten!!! Thijs schreeuwt eroverheen – Invasie - !!! Zijn woorden waren echter nog niet koud of we wisten wel beter wat er aan de hand was want dat vliegtuig begon eerst raar te pruttelen en even later te zakken. Langzaam, vlugger ... een korte schuiver ... boem ... brand ... en op negen verschillende plaatsen vielen er parachutisten.

We waren als de weerligt weggelopen omdat het net leek of het boven ons zou neerkomen. Arie en Nico die ook juist het land in waren gekomen begonnen van de weeromstuit te huilen. Enfin, het vliegtuig lag. Maar ... er zouden natuurlijk moffen op afkomen en de zouden natuurlijk de omtrek afzoeken naar parachutisten. In allerijl moesten daarom de dekens uit het boetje gehaald worden en onder de hooihoop gelegd worden. Mijn bezittingen zoals dagboek en brieven en portefeuille in een doos en deze werd tussen de tarwe gezet. Ik moest naar huis en in het hol.

Nog geen tien minuten was ik binnen of daar begon de pret. Er kwam een mof het erf op en vroeg aan Jeanne, die inmiddels naar de deur gegaan was, of ze ook wist waar de parachutisten gevallen waren. En ik zat ... 21, 22, ... in het hol te zuchten. Gelukkig kon ik er weer gauw uit.

Met de middag, toen Oome Dorus en de jongens naar huis kwamen om te eten, waren er al de nodige moffen bij het vliegtuig en er reden nog telkens moffen over de dijk zodat uitkijken het parool was. Om een uur of vier hoorden we dat er al een stel parachutisten gegrepen waren, we konden dus nu wel weer het land in.

Ik ging eens even bij Piet Oostemeyer kijken, maar die zat nog steeds in zijn schuilplaats zodat ik alleen maar het land in ging.

30 Juni 1944

Briefkaart

Plaatselijke bureauhouder Stompetoren

Betreft: Schapen controle JM – B – X1O – H.

29-6-44

Stompetoren

Mijnheer,

Hierbij delen wij U mede, dat door onze controleur de schapen worden gecontroleerd.

Plaatselijke Bureau Houder

Stompetoren

Het zijn toch aardige luitjes daar he, want nu moeten we eerst eens even achter de schapen aan die hun oormerk hebben verloren. Ik weet zo gauw niet hoeveel er zijn. We hebben zodoende weer een spannende middag gehad, daar ze zich niet zo gauw over gaven en je met een volle maag niet zo hard kan lopen. Op het akkertje van Piet de Graaf zijn ze wel veilig.

Vervolg... juli 1944