terug naar de index

1 November 1944.

Dat is altijd mooi werk zo n Zondag extra. Pe is naar Obdam geweest en heeft een stel boeken voor me meegebracht. Ik kan dus weer wat lezen. We mochten vanmorgen naar de kerk zodat we al om zes uur uit de veren waren. Thijs kwam met het melkschuitje en ging met mij bietenblad voeren en Jaap en Jan gingen melken. Zodoende waren we allemaal gauw klaar. De post bracht een brief van mijn Vader. Nu het is in Hillegom ook al geen rozegeur en maneschijn. Geen licht en geen gas meer en het gros van de mensen is aan de Centrale Keuken die zo slecht is dat de meeste het weer weggooien.

2 November 1944. Allerzielen.

Ons boetje begint er aardig uit te zien. Het is van buiten geheel geteerd en van binnen wit en geel geverfd. Het is alleen jammer dat het er zo geweldig koud is. Door de regen was al het hout flink nat geworden en het wil maar niet drogen, vooral omdat het asfalt er nu geheel is overgetrokken. Enfin, we zullen wel zien. We hebben het schut bijhet bed gelambrizeerd met veekoekendozen zodat het er nog chique uit gaat zien. We hebben er een tafel en een paar bankjes in dus als de nood aan de man komt, kunnen we de polder in. Vanmiddag zijn er een stroom Engelse vliegtuigen over gekomen. Dat is nu elke keer weer aan. Als het zo doorgaat ligt dat gehate moffenland over een paar maanden finaal plat. Toen we vanmiddag naar het land gingen, hing er een geweldige zware regenbui, de lucht zag inktzwart. Het was werkelijk een pracht gezicht alleen de kerktoren van Schermerhorn stak er tegen af.

3 November 1944.

We hebben de laatste hand gelegd aan het boetje. We kunnen er nu van alles in doen. Het ziet er werkelijk aardig uit. Alleen had het een half jaar eerder klaar moeten zijn. Als wer om twaalf uur naar huis gaan, is de boeier los, zodat we eerst een half uur moeten medderen om dat ding te krijgen.

He, he .... ik heb trek. En als ik de kamer inga ..... daar zit verdorie mijn broeder, mijn ex-bijslaap. Nu dat had ik helemaal niet verwacht. Wat is dat toch leuk als je een tijd van huis bent en er komt dan weer eens een huisgenoot opdagen. Hij was met een damesfiets gekomen, -een tank- voor luchtbanden en achter een massieve band, om het gevaar van vorderen door de weermacht te voorkomen. Dat is alweer een bof. Ik heb tenminste weer een vrije Zaterdagmiddag. Nadat ik eerst bij Tante Ma ben gaan vragen of we konden slapen, zijn we het bedrijf eens gaan bezichtigen en hij kwam tot de conclusie dat je maar beter op de zandgrond kon werken. Waar ik hem natuurlijk groot gelijk in moest geven. Na het avondeten zijn we naar Tante Ma gegaan en hebben daar nog een poosje gezellig zitten praten.

4 November 1944.

Nadat we eerst met zijn tweeen naar de kerk geweest zijn, hebben we de taart die ik op mijn verjaardag gekregen heb, laten sneuvelen. Ik had gauw wat druiven laten halen, also hebben we mijn verjaardag nog eens gevierd. Mijn broeder trof het want het was juist aanbiddingsfeest. 's Avonds lof met processie. En hier ziet U dan het boetje na de verbouwing. Het is twee maal zo groot geworden als voorheen. Na de kerk viel er toch een bui water, zoals ik ze nog niet dik heb meegemaakt.

De regen viel in stromen neer. Het was alsof je soms stuiters in je gezicht kreeg. En op die kale stukken van de dijk, waaide je zowat de ringsloot in. Ik heb van Tante Neel een paar kluwen schapenwol gekregen en daar hadden mijn zusters een paar sokken van gebreid. Die kregen meteen hun doop, want we waren drijfnat toen we thuis waren. Als we s avonds aan een borreltje zitten dat we uit Obdam hadden gekregen, kwam Piet Oostermeyer met een brief van zijn Vader, dat ik met hem mee mocht naar Heiloo, nu daar zal natuurlijk wel voorlopig niets van komen.

6 November 1944.

Gerrit wil met alle geweld vroeg opstaan. Om 9 uur gaat hij weer op huis aan. Als ik afscheid heb genomen, ga ik met de jongens de koeien binnen halen. Het wordt te koud voor de beestjes en het land is nogal drassig. Ik heb mijn fototoestel maar meegenomen en een paar foto's gemaakt. 6 Koeien gaan op de stal en de andere blijven nog een poosje in het land.

Als ik 's avonds mijn dagboek zit bij te schrijven, begin ik eens over de reis naar Heiloo. Eerlijk gezegd heb ik er zo'n behoefte niet aan, maar het is toch wel leuk als je er eens een poosje tussenuit bent. Oome Dorus is er zoals altijd vierkant tegen en Tante Neel is op de middenweg. Liever niet als wel. Maar je moet het zelf weten. Als je zoiets krijgt mee te maken, is het beter dat je thuis bent. Het is natuurlijk wel zo, als je op de weg bent loop je gevaar opgepakt te worden en je kan het niet meer over doen.

Enfin, op een end kreeg ik de toestemming. Het weer is bar slecht evenals mijn bui, want ik stapte vanmorgen al vroeg in de prut, zodat ik eerst weer eens een paar schone kousen aan moest trekken. We waren aan de rode kool begonnen maar zijn er vanwege het slechte weer niet mee door gegaan.

7 November 1944.

Het weer lijkt wel hoe langer hoe slechter te worden. We moesten daarom maar erwten uitzoeken in huis. Daar we vanmorgen vroeg eerst aan de rode kool waren begonnen en ik al heel gauw een nat been had daar ik in de modder was gestapt op mijn nuchteren maag was de stemming er natuurlijk precies naar. Maar enfin, het stormde er lustig op los.

Tegen de middag kwam Piet Oostermeyer vertellen dat hij morgen naar huis wilde en vroeg of ik nu mee ging ja of neen. Toen ik vertelde dat ik mee ging maakte hij meteen al plannen, wat er allemaal zou gaan gebeuren. Het zal me benieuwen. Ik vind het eigenlijk ook wel een riskante onderneming. Vooral daar bij Alkmaar bij de Friese Brug moet het nog al eens spannen. Enfin, we hebben nu eenmaal A gezegd dus moeten we doorzetten. Dit wordt dan de eerste keer in mijn onderduikerstijd dat ik verder dan 10 km. buiten mijn verblijfplaats ga.

8 November 1944.

We gaan naar Heiloo toe. Om het maar niet te vergeten zal ik er maar even bij schrijven dat ik op een "antiplof fiets" ga (een fiets met massieve banden). Om negen uur starten we. Walingsdijk - Rustenburg - Waarddijk enz. We hadden al heel gauw gezelschap, een broer van Toon Jonker moest ook die richting uit.

Het weer was prachtig, alleen waaide er een fris windje. Bij de nieuwe brug gekomen, vroegen we eerst eens even of er geen onraad was. Wij weer verder, tot nog toe gaat alles goed. We zijn dwars door Alkmaar de Kaasstad gegaan en nadat we langs verschillende moffengebouwen gereden waren, kwamen we precies half elf bij de familie Oostermeyer aan. Wat praten, eten en na de middag visites afleggen. 's Avonds kwam kwam Piet zijn vriend aangepeddeld en wij maar vertellen of ons onderduiken. Het was ondertussen alweer 10 uur en daar wij de laatste tijd nogal vroeg naar bed gingen begon ik al slaperig te worden. We zaten bij een petroleumlampje.

10 November 1944.

Ik kon eigenlijk niet begrijpen waarom Oome Dorus er nu zo erg op tegen was dat ik mee ging naar Heiloo. Maar zo langzamerhand wordt me dat duidelijk, want ik geloof dat nu zodat half Heiloo weet dat Piet thuis is. Het is wel leuk, want je kan niet ergens lopen, of je hoort: "Zo, Piet ook weer bij de werken?" en even later weer wat anders. "Zeg Piet heb je nog zin om mee naar Hillegom te gaan?????"

Hij wist eerst niet wat hij hoorde, maar was er dadelijk voor te vinden. Als je Vader het nu maar goed vindt? Enfin, we zouden met de middag wel eens een visje uitgooien. Ik kreeg er hoe langer hoe meer zin in. Als we zitten te eten, begint Piet er over, Piet zijn Vader vraagt of we het nogal naar ons zin hebben? Nu dat gaat wel. Piet heeft er natuurlijk wel meer aan dan ik, maar dat is nu eenmaal niet anders. Maar wat denkt U ervan als we eens naar Hillegom gaan?

Even spanning. "Ja, dat kan ik met best voorstellen dat Kees wel eens naar huis wil, maar het is en blijft gevaarlijk, vooral bij het Velzer pont, daar is meestal controle. Ik praat de bezwaren weg zo goed als het maar enigszin kan .... Piet zijn Moeder vraagt: ........ "zouden jullie dat aandurven? Het is toch veel te gevaarlijk!" .... maar het eind van het liedje is dat we het dan maar zelf moeten weten, want we zijn toch geen kleine kinderen meer. "Maar kijk in Godsnaam goed uit ".....

en al zo gaan we dan om drie uur op de fiets naar &.. HILLEGOM. Na verschillende zaakjes in orde gemaakt te hebben, stapten we op. Zevfen en een halve maand was ik nu niet thuis geweest. Het leek wel of we vleugels hadden. Tot Castricum ging alles goed. Maar toen begon de narigheid. C O N T R O L E door de moffen. We werden er op attent gemaakt door een meisje dat even gelijk met ons op reed en vroeg of we zo maar durfden rijden. Ik zei dadelijk tegen Piet: "draaien, want ik doe het niet" . Even later kwam er een heer van de richting Alkmaar die zei, dat we het gerust konden doen want het was alleen maar voor de persoonsbewijzen. Maar eerlijk gezegd voelde ik er niet veel voor &.. Wat doen we &.. Nu Kees we moesten het maar wagen. En even later &.. ja hoor, daar stond dat verd...

Ik had mijn persoonsbewijs al voor de dag gehaald en liet het zien, onderwijl 21 &.. 22 & & Piet liet zijn persoonsbewijs zien &.. Heremetijd, dat gaat verkeerd, hij moest afstappen en die groene duivel haalde het bewijs uit het etui en bekeek het van alle kanten en vandaar naar de eigenaar &.. Maar gelukkig, hij doorstond de vuurproef goed en we konden onze reis weer voortzetten. Tot Beverwijk aan toe hadden we gezelschap van een stel mensen dat naar de Wieringermeer was geweest om eten te halen. Rond vijf uur waren we bij het Velzer pont. Het zal me benieuwen hoe het daar gaat. Het viel echter nogal mee want er stonden slechts een paar marechaussee 's die ook al last van de kou hadden en met een paar afwezige ogen naar het publiek keken.

Nu Piet de laatste etappe hoor. Maar je ziet dat het niet veel is om er zo maar op uit te trekken, want het scheelde maar een haar, of we waren zo maar in de handen van de moffen gereden daar de toegang tot de hout was afgezet. Het weer werd steeds slechter. Half zes reden we door Bennebroek, no 91, daar woont mijn broer &.. ik bel &.. Nee maar, daar is Kees???

Gauw even naar binnen en de baby bekeken en dan maar weer verder. Toen we over de grens van Hillegom waren wisten we niet wat we zagen &.. electrisch licht &..! Zijn we er al zowat? Nog een kleine 10 Minuten en we zitten thuis. Eerst maar even bij Tante Cor, mijn peettante. Deze viel haar petekindje om de hals en wist natuurlijk niet wat ze zag. "Ja, ik heb altijd wel gezegd, die staat ineens voor mijn neus en nu is het zover. Wat vind ik het leuk dat jer er bent enz, enz." Zoals dat altijd bij die tantes gaat.

Nu naar no. 100. Het zal me benieuwen hoe ze er daar op reageren. Als we onze fietsen in de schuur zetten, staat Stien juist pannekoeken te bakken. We vallen dus met onze neus in de boter. Ze wist van verbouwereerdheid niet wat ze zou doen. "Maar jongen hoe durf je dat aan? " (Dat begint al goed) Ja, zo is het Stien, maar je ziet er we zijn er. Wij naar binnen &.. Grote ogen en verbaarde gezichten &.. De Vader vondt het niets: "Wie haalt er nu toch zulke dingen uit." Gerrit, vond het een waagstuk, Gre vond het wel leuk en Riek prachtig omdat die van waagstukken houdt. Maar we waren er en gingen maar meteen mee eten. Het stond klaar.

Eerst maar vertellen, dan ik dan Piet. Na een uurtje kwam mijn vriend Frans opdagen, deze wist natuurlijk ook niet wat hij zag. Vandaag hadden ze juist op Hillegom kleding moeten inleveren tot een waarde van f 72,-- waaronder viel een jas, een overhemd, een paar sokken, een stuk ondergoed en een wollen deken. Dit was natuurlijk niet bevorderlijk voor de goede stemming. Maar ondanks alle narigheid waren we er thuis toch goed afgekomen. We hebben heel genoegelijk zitten praten tot elf uur en zijn toen naar bed gegaan na eerst nog maar even het electrisch licht te hebben laten branden. Nu dat is heel wat beter dan een kaarsje  een petroleumlampje en carbid.

11 November 1944.

Uitgerust van de emoties, even gekerkt en daarna naar mijn patroon. Het leukste was elke keer die verbaasde gezichten en daar zullen dan ook wel de meeste onderduikers een ritje voor over gehad hebben. In de zaken is er niets meer te halen. Het is gewoonweg een droevig gezicht. Na de middag zijn we wat visites af gaan leggen. De tijd vliegt om. En het is Zondag voor je er erg in hebt. We hadden met Piet zijn Vader afgesproken, dat we zondags weer terug zouden zijn dus het zat er alweer zowat op.

12 November 1944.

Toen we vanmorgen uit de kerk kwamen, was het eerste wat Piet zei, wat hebben de mensen allemaal een witte en magere gezichten. Nu dat was mij ook al opgevallen. Je kon al goed merken dat er hier ook niet zoveel meer was. Het tijdstip waarop we zouden vertrekken was vastgesteld. Nog een paar uurtjes en het zit er weer op. Onder het eten stelde ik voor om maar thuis te blijven, maar nee hoor, dat kwam in het hele verhaal niet voor. Het is veel te gevaarlijk.  Nu wilde het toeval dat er die nacht juist een trein uit Rotterdam gekomen was, waarin een duizend mensen zaten die met een razzia opgepakt waren. Het was dus dubbel gevaarlijk. Verschillende mensen liepen langs de huizen om brood en andere levensmiddelen voor deze mensen. We kregen een heel verhaal over het geval, maar ik ga niet op mijn knieen liggen. Over een paar uurtjes zitten we alweer in Heiloo en dan is het leed weer geleden en morgen naar URSEM. Half vier, Haarlem ligt alweer achter ons. Het begint te regenen, alles werkt mee om er over te mopperen. Tot de Velzer pont werd er niet veel gezegd en als we er eenmaal over zijn en het weer nog slechter wordt gaat het natuurlijk niet veel beter. Bij Castricum loopt het van een leien dakje. Ondanks de slechte fiets gaat het toch wel vlug, want om kwart voor zes stapten we bij de familie Oostermeyer in huis.

13 November 1944.

Het weer is bar slecht en Piet zijn Vader vindt dat we de middag maar moeten afwachten. Mij goed. Als het maar niet te lang duurt want er zit niet veel verandering in het weer. Piet rommelt wat en ik zit wat te lezen, zo brengen we de dag door. Veel bijzonders is er niet te beleven.

14 November 1944.

Alweer slecht weer. Als het zo door gaat Piet dan zitten we met Kerstmis nog hier. Maar we gaan hoor, mooi of slecht weer, we trekken erop uit. 3 uur stappen we op. Piet wil eerst nog even hier en daar gedag gaan zeggen en ik moet mee. Nu Heiloo is wel een mooi plaatsje. Het weer wordt steeds erger. Het stormt zowat. Maar enfin, nog een minuut of tien en we zijn er weer. Het water is schrikbarend gestegen. Op verschillende plaatsen staat het zowat gelijk met het land. Even voor vijf uur ben ik thuis. Van een kant ben ik blij en van de andere kant zie ik er weer tegenop. Och wat zal ik ervan schrijven. Ik had zoiets verwacht. Onderduiken heeft zijn mooie zijde maar ook zijn lelijke. En &.. het kan erger. Dus maar niet mopperen. 's Avonds ga ik met Jan mee naar Oome Klaas om te slapen. Dat bevalt weer best.

15 November 1944.

Na diverse emoties moet een mens eerst eens lekker uitslapen en dat is vanmorgen gebeurd. We gaan op schapen jacht daar de beesten niet langer op het land kunnen blijven. Het voorstuk van pauw staat zowat blank. Er wordt maar niet gemalen en het regent maar steeds. Als het zo door gaat staat direct alles onder. Na veel tobben hebben we de schapen in de boeier en het zaakje gaat nar het Burgerwoudje van Oome Klaas dat een heel stuk hoger ligt. We hadden een leveringsbevel gekregen. 3 Schapen werden door de fuhrer opgeeist. Helaas stierven er twee iets te vroeg zodat de noodslachter erbij te pas moest komen. Ja, zoiets kan gebeuren. Het is raar maar het moet vermeld worden.

Een dagboek is een boek waarin alle vermeldenswaardige feiten staan genoteerd. En vandaag hebben we ZEVEN biggen geslacht. Ik kan dat met een gerust geweten vermelden. Er zullen misschien lezers zijn die zullen zeggen: "Die boeren aten maar vlees". We hebben er heerlijk van gegeten, doch wij niet alleen. De eerste big was voor ons. De tweede big werd weggegeven. De derde big werd weggegeven. De vierde big werd weggegeven. De vijfde big werd weggegeven. De zesde big werd weggegeven. De zevende big was voor ons. En wie Dorus van der Lee kent, en wie Zijn vrouw kent, Tante Neel, weet dat er veel werd weggegeven. Voor N O P P E N S. Wie het niet geloven wil gaat maar eens voor de voet op de Walingsdijk op, die vraagt maar eens aan Amsterdammers, of ze Dorus van der Lee kennen bij de brug in Ursem. Aan de DRIESSEN uit Amsterdam. Aan de PLOEPman uit Alkmaar, Aan die FEMELAAR uit Haarlem en als ze het dan nog niet geloen aan die onderduiker die weet het heel goed en die heeft het opgeschreven opdat een ieder die maar wil, zal lezen wat er voor goeds werd gedaan.

En dit is dan pas het begin. Niet denken dat die onderduiker er een varken vandaan sleepte, hoor, want die zijn Vader had er zelf ook een paar. Heremetijd, wat heb ik vanmiddag lekker gegeten. Het leek wel een bruiloftsmaal. Maar onderduiken is niet alles &.. Cor Groen de man die 11 October gevangen was genomen en gevlucht was stond ineens voor onze neus. Die natuurlijk aan het vertellen. Maar ik geloof dat je niet alles au serieux moet nemen wat er gezegd wordt, maar je voelt het wel. Na de middag heb ik met Jaap eerst bietenblad gehaald en daarna moesten we leverkaas maken. Het was in ieder geval weer een vette middag. Daar het boetje nog steeds blank staat moeten we vanavond weer naar Tante Ma om te slapen. Nu, dat vind ik in het geheel niet erg, want het wordt nu een koude historie op het land.

16 November 1944.

Vanmorgen heb ik in de bloembollenkwekerij gewerkt. Tante Neel houdt veel van bloemen, daarom had ik aan mijn Vader gevraagd of deze eens wat bollen op wilde sturen, zodat in het voorjaar Ursem een stukje Bloembollenstreek zal zijn. Veel werk is er niet te doen. We beginnen met de groep leeg te scheppen en te voeren. Jaap en Thijs gaan melken, daarna eten, hooi geven en de koeien rossen, wat groente schoonmaken, wat aardappelen schillen, wat houtjes hakken en een Koppie  en dan zit de morgen er wel weer zowat op. Na de middag weer zoiets en om een uur of vijf bieten draaien, blad voeren en melken en de groep leegscheppen. Als het voeren gedaan is eten, wat praten en dan naar bed. En ondanks alles vliegt de tijd om. Ik ben nu alweer 8 maanden ondergedoken en in Juli dacht ik alweer thuis te zijn. We zitten nu maar uit te rekenen en zullen het voorjaar maar afwachten. Hoewel het de laatste tijd nogal gaat, hoorden we vanmorgen dat er in de Beemster nog een onderduiker is opgepikt. Ze laten dus nog van zich horen.

17 November 1944.

Vandaag vier ik in mijn eentje de verjaardag van mijn broer die in Duitsland is. Volgend jaar zullen we wel weer allemaal bij elkaar zijn.

20 November 1944.

Het wordt steeds slechter met de voedselpositie. We hadden bij de verre boet een paar mud varkens aardappelen die inmiddels al tamelijk slecht waren geworden. Maar er waren al verschillende mensen die vroegen of ze er de beste mochten uitzoeken. Tegen de avond kwamen er zes mannen aan die om een onderdak vroegen voor de nacht. Deze waren gevlucht voor de razzia. Nu als jullie willen kunnen jullie daar in die boet. Er ligt stro en je kan een paar dekken mee krijgen en als je wilt kan je nog wel een hapje eten krijgen. Dat viel natuurlijk in goede smaak.

21 November 1944.

Het weer is niet veel de laatste dagen: regen en nog eens regen. De Amsterdammers blijven nog een paar dagen. Tante Neel zal eten voor ze koken, voor de middag en voor de avond en voor de morgen kopen ze een clandestine f 3,= brood, daar zal Tante Neel dan boter en kaas op doen. Ze hebben het dus maar voor het opeten. Het zijn echter geen nietsnutters, want als ze wat kunnen doen zullen ze het niet nalaten en dat is ook wel aardig. 's Avonds zit het hele peleton aardappelen te schillen en maar zingen mensen. We hebben ze de DRIESSEN gedoopt omdat de oudste Dries heet. Een is erbij Oome Piet , dat is een komiek en deze geeft meermalen tot groot vermaak van de jongens een nummertje ten beste. Vanavond zat het hele stel te kaarten.

23 November 1944.

De post werkt abnormaal slecht, eerst ging het nog wel wat, maar de laatste tijd is het weer hopeloos. Bij Pauw is weer een Haarlemmer aangekomen die vandaag weer weggaat, zodoende kan ik weer een brief meegeven. Van Frans kreeg ik een brief waar niet veel bijzonders in stond, of het moest zijn dat er weer moffen op Hillegom zijn gekomen. O. O. Oome Dorus wat gaat er nu weer met me gebeuren. Ik geloof vast dat er weer wat zit, ik geloof wel datik er niet meer over behoeft te schrijven, maar ik heb geziegd dat er iets van in zal staan. Bij het avondmaal komt het gesprek op de reis naar Hillegom. Ja, het leek wel mooi, maar het was niet veel. Enfin, gedane zaken nemen geen keer. Het dagboek kreeg ook een beurt. Oome Dorus las er zo nu en dan eens in en nu kreeg ik te horen, datik wel eens wat verkeerd opschreef n.m. over het bonen dorsen. Nu, dat is ook zo, zo n onderduiker denkt natuurlijk overal mee op de hoogte te zijn maar dat is nu eenmaal niet zo.

25 November 1944. Zaterdag.

Ik heb corvee dienst. De boet moet opgeknapt worden, de gang geboend en het staltje geruimd, aardappelen schillen, groente schoonmaken, enz. Er is dus werk aan de winkel en dan natuurlijk nog mijn eigen corpus moet ook een beurtje hebben. Het weer is nog steeds slecht. Buiten kan er niets gedaan worden dus moeten we ons vertier maar binnen zoeken.

26 November 1944.

De laatste Zondag na Pinkersteren. Nog vier weken en het is weer Kerstmis. Het zal geen stemmig feest worden, geen licht, bij een heel deel van de mensen geen eten en geen verwarming en dan nog de nodige ellende. Enfin, we zullen het wel verdiend hebben. Tante Neel gaat vanmiddag naar Obdam en ik ga mee. Boeken ruilen en de rekening betalen van mijn verjaardag. Bij de Fam. Dekker is nog een brief voor me, deze is al van half October onderweg, dus wordt het zogaande weg tijd dat die eens ter bestemder plaatse komt. Om een uur of vijf zijn we weer op Ursem aangepeddeld.

27 November 1944. Wasdienst.

We hebben geen electrisch meer dus de wasmachine moet ook met de hand worden gedreven. Ik moet vandaag Tante Neel helpen met wassen. Nu, je hoeft niet te mopperen om zo n dienst, want het is wel uit te houden.

30 November 1944.

De lucht was weer vol van Engelse vliegers. Het is wel een interessant gezicht. Afweer hoor je niet eens, ze vliegen ongestoord naar Duitschland om de mof een visite te brengen. Ah, ik gun die duivels het van harte. Er zijn misschien wel wat goede Duitschers, maar het gros is toch niets en de goede moeten nu eenmaal onder de slechte lijden. De Driessen hebben het zeker goed naar hun zin ondanks de narigheid, want ze zijn er nog steeds; Overdag zitten ze nu op het staltje en alleen s avonds gaan ze naar het boetje. Van een razzia in Amsterdam is geloof ik niet veel terecht gekomen, vooral omdat het schijnt dat er op verschillende plaatsen typhus is uitgebroken. Vandaag konden we voor het eerst bemerken dat het water in de polder is gaan zakken. We gaan dus weer vooruit.

vervolg..december1944